Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [7]zij zeggen niet in hun hart, [dat] Ik al hunner boosheid gedachtig ben; nu [8]omsingelen hen hun handelingen, zij zijn [9]voor Mijn aangezicht. 7. Dat is, zij denken niet eens dat Ik zulks alles zie en zoeken zal. 8. Als touwen, hen benauwende en verstrikkende, zodat zij niet zullen kunnen ontkomen, of als dienaars van justitie, om hen als misdadigers te vangen en voor het gericht te stellen, waarvan zij nu [dat is, al haast] de waarheid zullen bevinden. 9. Naakt en bloot, zij zijn mij alle bekend, en Ik zal ze ter hand nemen, om daarop te letten en recht te doen.